Door Fenny Ebels
Toen ik in 1976, vlak na de dood van Franco, met de studie Spaans begon wist ik
van Spanje in feite niets af. Ik moest een nieuw land en een nieuwe literatuur
ontdekken. Maar wat ik las stond ver van me af. Veertig jaar strenge censuur
had rauwe romans voortgebracht waardoor Spanje me eigenlijk steeds vreemder
leek. Er was maar
één boek dat me zo raakte dat ik onmiddellijk toegang had tot de wereld die erin
beschreven werd:
Nada, een roman uit 1943 van de toen pas 23-jarige schrijfster Carmen Laforet.
Nada is een roman over het niets; over het door moeten leven na een oorlog alsof er
niets is gebeurd. Direct na afloop van de Spaanse burgeroorlog, in 1939, gaat
een meisje van 18 jaar, Andrea, naar Barcelona om te studeren. Haar half
verhongerde, verscheurde familie woont daar in een soort van spookhuis waarin
ook zijzelf steeds meer ingekapseld raakt. Andrea
’s beklemming maakt zich meester van iedereen die het boek leest. Wat is er
gebeurd met deze familie? Is er een uitweg uit het niets?
Carmen Laforet roept in haar roman dus vragen op. Veel meer kon zij ook niet
doen. De censuur verbood alle directe toespelingen op de politieke situatie.
Ook de literatuur moest de indruk wekken alsof er in Spanje niets was gebeurd.
Maar juist dit karakter van geheimzinnigheid verleent Nada denk ik zijn bekoring. Het is een spannend en ontroerend boek, geen zware
existentialistische roman. Een boek met autobiografische elementen, met
kenmerken van een sprookje en van een toneelstuk. Met prachtige beschrijvingen
van Barcelona. De bewoners van het huis in de calle de Aribau zijn voor mij tot
leven gebracht en een periode waarover ik niet veel wist heb ik door
Nada leren kennen. Daarom is het mijn lievelingsboek, en daarom heb ik het vertaald.
Fenny Ebels schreef dit artikel voor de nieuwsbrief van boekhandel Godert Walter
in Groningen.
| ||