|
Leven van Diego de Torres Villarroel (1693 of 1694 - 1770) vormt de autobiografie van deze hoogleraar in de wiskunde en in de astronomie aan de befaamde universiteit van Salamanca (Spanje). De jonge Jorge Luis Borges roemde de vlotte stijl waarin het boek is geschreven en het feit dat de schrijver zich nadrukkelijk presenteert als een mens als ieder ander, als iemand die al schrijvend op zoek is naar zichzelf en naar de achterliggende motieven voor zijn daden. Hij slaagt daarin, aldus Borges, beter dan de Montaigne en Rousseau die zich aan vergelijkbare zelfstudies waagden.
Behalve hoogleraar was de Torres Villarroel ook priester, astroloog, arts, musicus, danser en soldaat, om maar enkele van zijn hoedanigheden te noemen. Door zich spottend uit te laten over gezaghebbende lieden als medici, filosofen, juristen en theologen maakte hij zich met name in academische kringen weinig populair, maar als schrijver en astroloog had hij veel succes in zowel de hogere als in de lagere kringen. Ondanks zijn eenvoudige afkomst werd hij uiteindelijk dan ook een rijk en gerespecteerd burger, in een tijd waarin de macht van de adel het sociale leven nog sterk bepaalde.
Hoewel hij zich afzette tegen verouderde denkbeelden, bijvoorbeeld die van de medische wetenschap, was zij zelf in lang niet alle opzichten al een verlicht denker en dat kwam niet uitsluitend omdat hij gehouden was aan de officiële kerkelijke leerstellingen en moest ervaren hoe machtig de Inquisitie in zijn tijd nog was. Zijn autobiografie verhaalt daarom niet alleen over een rijk en afwisselend leven, maar illustreert eveneens hoe moeizaam het proces van verlichting zich doorgaans voltrekt in een traditionele maatschappij en in de geesten van daarin gevormde individuen.
|
|